‘Daar zal je Jim en Kim hebben,’ brengt Hom uit tussen twee happen. ‘Jim ken ik van het klimmen.’
Een man met glimmend zwart haar loopt de tuin in. Hij beweegt als een kat en heeft zwart haar. Dat ziet er grappig uit naast de vrouw met spierwit haar in de deuropening. Achter haar verschijnt een meisje.
Hee! Dat is Kelly! Ik spring uit mijn stoel en maak een radslag op het gras. Kelly reageert met een handstand overslag en een bruggetje. Ze ziet eruit als een omgekeerde U. Haar blauwe rokje fladdert eromheen, net als haar haren.
‘Vorige, week kon ik dit nog niet,’ hijgt Kelly als ze weer staat.
‘Kim is thuisgebleven,’ zegt de Indonesische man. ‘Het was veel te druk voor Anouk en Noa.’
‘Dit is mijn vader,’ juicht Kelly. ‘En pappie,’ ze wijst naar mij. ‘Met haar zat ik in de achtbaan.’ Pappie, wij zaten op de voorste stoelen van dat treintje dat bleef steken, weet je.’ Hom vindt het een enorme stunt. Zijn klimvriend is de vader van Kelly!
( pagina 31-32 )