Een paardenhoofd buigt zich naar Kelly toe, haast zo groot als haar hele T-shirt. Ze fluistert schor in zijn oor: ‘We hebben het héle dorp uitgenodigd voor de muziektent.’
Haar vingers strelen de bles op zijn neus.
‘Ben je niet bang dat hij hapt?’ vraagt Sam vanaf veilige afstand. ‘Wat? In mij? Welnee,’ roept Kelly. ‘Zijn oren staan toch naar voren.’
Sam weet zeker nog niet dat Kelly paarden kent uit de manege.
‘Kelly kent paardentaal!’ Ik wil de boel wat opvrolijken. ‘Kelly kent paardentaal.’ Maar Sam is chagrijniger dan aan het ontbijt.
‘Dat is geen taal, dat zijn oeroude signalen,’ zegt hij peinzend.
Iris kwispelt. Ze kan hier loslopen op het gras.
‘Kreun, ik mis de signalen van mijn hamster,’ jammert Kelly.
Ze haakt haar arm in de mijne. ‘Mis jij Serafijn niet?’
Maar ik ga er niet op in. Ik wil soep maken.
( pagina 80 )