Sam port met een stok in een dikke laag vuurkooltjes. Het gloeit witheet. Hij fronst en wil weten hoe lang de kooltjes heet blijven.
‘We moeten snel in actie komen!’
Opeens denk ik aan de bevroren vis. Ik wil mee met Sam. Die diepvriesdoosjes liggen daar te ontdooien onder Homs kruiden. Ik krijg de zenuwen. We moeten er zo snel mogelijk heen en niemand mag het merken. Stel je voor dat Hom uit zijn studeerkamer komt om even aan zijn kruidenplantjes te ruiken. Dan ruikt hij misschien wel een vissig luchtje…
Dan zijn we opeens een en al actie. Sam snelt in looppas voorruit langs het rivierpaadje. Ik snijd de weg af door de bosjes om zo snel mogelijk in Homs kruidentuin te komen. M´n armen moet ik stijf tegen me aanhouden en nog loop ik overal schrammen op.
Halverwege wil ik terug, als ik een ijselijk gejammer hoor. Het lijkt nog het meest op een huilende baby. Secondenlang sta ik te bedenken wat dat nou kan zijn.
( pagina 92 )