Category Archives: bij Hoofdstuk 7 – Bloed onder de braamstruik

Uit hoofdstuk 7: @ muziektent

muziektent

Even later zit ik met de anderen te ontbijten in Hom en Diets keuken. ‘Lekker dik hagelslag,’ vind ik.
‘En geen peuters,’ Kelly slaakt een zucht. ‘Die zitten echt overal aan.’ Ze veegt nuffig langs haar schouder.
‘Mmm, jullie weten nog niet hoe erg broers zijn. Ze weten alles beter,’ zegt Lars. Hij zet zijn tanden in een boterham met pindakaas.
Als ik vertel hoe erg het is om het enige kind in huis te zijn, knikt Sam overtuigd:
‘Dan ben je altijd in de minderheid.’

‘Zeg, er ligt toch niets meer in de badkamer?’ Ik wil het zeker weten om geen gezeur te krijgen.
‘Waarom, kleine kapitein?’ wil Lars weten.
Dat is mijn lievelingsboek, kleine kapitein. Sinds ik daarover geappt heb, kan ik nooit meer bazig doen zonder door Lars voor “kleine kapitein” te worden uitgemaakt.
Ik probeer de anderen over te halen, want voordat Diet thuiskomt, kunnen we best op verkenning.
‘Laten we snel zijn!’
Op het schoolbord in de keuken kras ik: G krachtclub @ muziektent.
De achterdeur laten we open.

Om half elf lopen er veel kinderen bij de gymzaal naar binnen.

( pagina 56 )

Uit hoofdstuk 7: Bloedeed

Met ons vieren zwemmen we langs de oever de bocht om.
We zoeken naar het stuk eiland dat achter het dichte struikgewas ligt. Hier kruipen we aan land om even bij komen. Het is maar een klein strookje land. We gaan zitten op een plek waar een paar torretjes lopen. ‘Wantsen,’ weet Sam.
‘Eng,’ vind ik, maar Kelly vindt ze mooi.

Onder een paar bosjes zitten we beschut en kunnen we het over de vis hebben. We hebben vis gevangen. Vrijdag willen we veel vissoep maken voor in de muziektent. Dat moeten we dan wel in het geheim doen.

Lars zegt langzaam: ‘We moeten wel een eed zweren voor de geheimhouding.’ Hij kijkt ons aan. ‘Mijn broers gebruiken bloed.’
Kelly rilt. ‘Hè bah. Moet dat?’
Het kleine bramendoorntje dat vlak boven mijn hand hangt, lijkt me wel geschikt.
Ik breek het af en prik een piepklein gaatje in mijn vinger. Een dieprode druppel parelt naar boven.
‘Ai,’ roep ik en probeer alleen aan die wants te denken met dat turquoise schild.
Lars pakt mijn doorntje aan. Hij beweegt zijn hand in een korte veeg. De doorn maakt een schram op zijn knokkels. Er zit bloed aan. Kelly plukt haar eigen doorn. Ze doet Lars na.
‘Waar zitten jullie?’ horen we Diets stem in de wind. Het klinkt dichtbij.

( pagina 62 )

geheime eden

Eden zijn er om geheimhouding te beloven. Onder de braamstruik beloven de G-krachtclubleden  ‘trouw aan het clubgeheim.’
Is dat een garantie?

Alles is heftig onder die braamstruik. De hitte, de belofte, het aftellen en het bloed op die steen maakt het allemaal heel heftig. Weinig kans dat iemand zal vergeten dat hun plan  geheim moet blijven.

De G-krachtclubleden hebben een bondje gesloten. Nu houden ze elkaar eraan. En die heftige herinnering helpt ze daarbij..

Op het journaal hoor je weleens mensen een eed uitspreken.  Wat zeggen de ministers dan? Wie zorgt dat ze zich eraan houden?

klinken

Uit hoofdstuk 7: Eh…, vraagje

Vooraan staan mannen met elektrische gitaren. Lars wil gaan kijken. Hij kijkt vragend achterom. Maar Kelly wijst op de stoelen van de achterste rij:
‘Dan kunnen we zo weer weglopen.’
Een zangeres zingt een langgerekt ‘Halleluja.’
Kelly fluistert: ‘Dit is vast een kerk. Straks gaat die meneer in dat pak heel lang praten.’
Kelly gaat in Amsterdam ook naar een kerk.
Ze fluistert zenuwachtig: ‘We kunnen nu nog weg!’

Een meisje met een paardenstaart komt naar ons toegelopen. Of we meekomen naar de andere kinderen van de bovenbouw.
Sam trekt zijn wenkbrauwen omhoog.
‘Doen?’ fluistert Kelly.
‘Misschien hebben ze daar tafels,’ sist Lars net iets te hard.

vijfkinderen

We lopen achter de paardenstaart aan. In een kleine ruimte staan tafels met stiften klaar. Achterin staat een korte mevrouw. Ze heeft een brede mond en rode krullen.

‘Hé, vier nieuwen! Welkom bij de zondagsschool!’
Lars aarzelt: ‘Eh, wij moeten om elf uur weer thuis zijn. We komen alleen even wat vragen.’
De vrouw knikt.
‘Kunnen we vrijdag deze tafels lenen?’ Hij wijst.
Je kan wel merken dat Lars oudere broers heeft die zo praten.
Kelly knijpt in mijn armen. Sam fronst. Gaat die leuke vrouw ons nu wegjagen?
Kelly roept gauw: ‘Pardon, neemt u me niet kwalijk dat we u storen.’
Sam schraapt zijn keel en ik sta klaar om weg te rennen.

De roodharige stelt zich voor: ‘Ik ben Madelon. Jullie storen niet. Ik ben blij dat jullie een keer in de kerk komen kijken.’
Ik ga weer op twee benen staan en Sam kijkt op.
‘Ik hou wel van kinderen die vragen stellen,’ lacht ze.

( pagina 57 )

Taal en beleefdheid

Iedereen vindt het spannend om iets te moeten vragen. Niemand weet van tevoren  of een ander wel wil helpen. Misschien komt het niet uit. Of misschien kan die ander niet eens helpen. En natuurlijk wil je de ander niet in verlegenheid brengen.

Daarom hebben alle talen in de wereld wel manieren om ‘gezichtsverlies’ te voorkomen.

bijh11

 

Natuurlijk hebben alle talen andere woorden. Toch lijken de talen van Azië en die van Afrika op elkaar door de manier waarop je beleefd iets vraagt:

In Azië laat je vooral merken dat de gever echt vrij is om jou te helpen,  of niet natuurlijk. Dat maakt niets uit, zeg je dan.
Dus bied je al van tevoren excuses aan want je stoort die ander misschien wel.  Verder gebruik je een speciale naam voor jezelf.
In plaats van ‘ik vraag uw hulp’ zeg je bijvoorbeeld: ‘Uw nederige dienaar zou  heel misschien mogen rekenen op uw hulp.’
En achteraf ‘dank dank dank, honderdmaal dank’.

Terwijl in Afrika juist gelijkheid en broederschap (oebantoe) het belangrijkste is van beleefdheid.

Natuurlijk helpt die ander jou, want je staat samen in het leven. Je vraagt eerst uitgebreid hoe het gaat. Je noemt die ander je maatje of je zegt zomaar broer of zus, ook als het een vreemde is.
Iemand bedanken met woorden? Dat is beledigend! Want natuurlijk ga jij die ander helpen de volgende keer als hij in nood zit.soeppan