Er zijn van die woorden die je heel vaak hoort. Die klinken dan heel gewoon. Maar zijn ze dat ook?
Kijk eens goed naar deze vormen van het werkwoord zijn:
Wij zijn, hij is, ik ben, hij was, zij is geweest.
Het lijken wel drie verschillende werkwoorden!
Wat mensen het vaakst gebruiken, veranderen ze het eerst.
Anders zouden we nu misschien wel zeggen:
ik ben, jij bent, hij bent, wij bennen, jullie bennen, zij bennen,.
Of: Ik zis, jij zist, hij zist, wij zijn, jullie zijn, zij zijn.
Of: Ik wees, jij weest, zij weest, wij wezen, jullie wezen en zij wezen.
Maar je hoort vast weleens: En nou stil wezen jij!