“Er staat een team klaar om je op te vangen.” (pagina 20 in het boek)
Veel werkwoorden hebben een dubbele betekenis. ‘Hangen’ bijvoorbeeld. Je kan zelf op een bank hangen. Maar je kan ook je jas ophangen. Meestal snappen mensen het vanzelf als ze meer horen of zien:
Kelly zat op de bank TV te kijken toen haar moeder riep: ‘Hang je daar nu al een uur?’
Mama ging naar de gang. Ze was al een uur thuis. Maar haar jas was nog niet droog. Toch hing hij vlakbij de verwarming. Daarom zei ze verbaasd: ‘Hangt hij daar nu al een uur?’
Kun jij zulke verhaaltjes verzinnen bij ‘graven’? En bij ‘pitten’? Tekenen kan ook.
Hangen, graven, pitten, bevallen, bekomen, hoeven, krabben, knallen, knopen, keren, lessen, manen,
Opscheppen, overgeven, opstaan, pakken, plagen, stappen, treden, vlammen, varen, versieren, rek, ren, vieren