Carlijn dacht ‘bril bril bril?’
Dat kon een leesbril zijn, maar ook een wc-bril. Jammer dat er geen andere kinderen waren. Anders hadden ze dubbelagentje kunnen spelen.
Voor dat spel moesten er twee naar de gang om een ‘dubbelwoord’ te kiezen. Bril zou prima zijn want dat heeft een dubbele betekenis. Carlijn zou bijvoorbeeld ‘wc-bril’ op een briefje schrijven en de ander ‘leesbril’. Je moest elk een andere betekenis kiezen.
Terug in de kamer zouden de andere kinderen de woorden van de papiertjes moeten raden. De dubbelagenten mochten maar een zinnetje zeggen over hun woord, om de beurt.
Carlijn zat erover te dromen hoe dat zou gaan.
‘De mijne is om op te zitten,’ zou zij zeggen.
En dan zei de andere dubbelagent: ‘Door de mijne kijk je.’
Carlijn zou dan zeggen: ‘De mijne heeft altijd dezelfde vorm en is vaak zwart of wit.’
Waarop de ander misschien zou zeggen: ‘De mijne heb je in allerlei vormen en kleuren.’
Carlijn dan weer: ‘Je zit er dagelijks op en hij zit vast.’
De ander: ‘Als je op de mijne gaat zitten, is hij stuk.’
Hier moest iedereen dan vast lachen, als ze het niet allang geraden hadden, dat het om een bril ging. Want dan konden ze opnieuw beginnen met bijvoorbeeld ‘noot’ of met ‘tafel.’
( pagina 9 )