Bovenaan het trapje in de muziektent zetten we twee tafeltjes.
‘Dit is ons soepproefloket,’ vind ik.
Sam stampt op het podium en slaat met zijn hand op de tafels. ‘Ja, dit lijkt echt een winkel!’
Kelly blijft rustig op een stoel staan en kijkt of haar poster goed te lezen is. “Soep van de ondergaande zon.” Oranje letters met rode en gele stippen. Sams poster met “Biesboschsoep” hangt aan de buitenkant. Die letters zijn blauw. Hij heeft er springende snoeken omheen getekend met gele vinnen. De letters van de Olmcoper soep zijn rood met geel. Dat wekt eetlust op, zegt Lars.
‘Dat kan ons groene brouwsel wel gebruiken,’ lacht Kelly. Ze schudt met haar zwarte haar en kraakt met een heksenstem: ‘Wie wil dat nou proeven? Het lijkt net verse koeienpoep.’
De brandnetelsoep-poster heb ik getekend. Die komt aan het loket, bovenaan het trapje. Ik haal nog een doek tevoorschijn met grote zwarte letters:
KOM MEEDOEN AAN DE SOEPPROEVERIJ.
‘Dit is onze “banner”.’
Er staat op dat mensen moeten “raden wat er in de soep zit”. Met ons drieën lopen we om de muziektent heen om de banner op te hangen. Meteen komen een paar brommerjongens rond de muziektent hangen zonder iets te zeggen.
Na een poos vraagt één van hen:
‘Waar zijn de soepkippen?’
‘Of zijn jullie zelf van de soep?’ Ze hebben de reclame gezien. ‘Wie verkoopt hier soep?’
En even later zegt er één zachtjes: ‘want we hebben wel trek.’
( pagina 102 )