Diet is in de keuken bezig. Ze heeft de brandnetelsoep over tien bakjes verdeeld. Nu de soep afgekoeld is, mogen de deksels erop. Ik kan de etiketten vast schrijven, vindt Diet. Dus pen ik haar voorbeeld over. Hoe vaker ik het schrijf, hoe gekker het
klinkt. ‘Brand-ne-tel-soep.’ Brannetelsoep.
Ik pak mijn schrift erbij en zet het woord bij:
‘Het mysterie van de verdwenen letters.’
Dat is een lijstje met teveel letters. Onderweg in de auto heb ik “Gorinchem” opgeschreven. Want mama zei dat je het uitspreekt als “Gorkum”. Er staat nu verder:
Tandpasta – tan-pasta
Schildpad – schil-pad
Aardbeien – aar-beien
Brandnetelsoep- bran-netelsoep
Kelly vindt me vast idioot als ze dit leest. Dit schrift moet ik zo weer onder de stapel kookboeken leggen. Ik zucht en voel me blij. Eindelijk heb ik vrienden aan wie ik mijn taalverzinsels wel durf te vertellen. Ik zucht en klap het schrift dicht. Nu ga ik slapen.
( pagina 72 )