Tag Archives: taalspelletjes

Uit hoofdstuk 6: Groeiwoorden

Het groeiwoordenspel begint met letters kiezen.
We kiezen om de beurt een klinker of medeklinker en komen uit op R, E, S en I. Dat zijn de vier letters waar we een woord mee moeten maken.  We kunnen eigenlijk alleen maar ‘reis’ maken, denk ik. Maar Lars verzint ‘sier.’

Nu moeten we van één van die twee woorden een langer woord maken. Wie het langste woord heeft, wint.  Kelly maakt reiskoffer, Sam verzint reiskofferhandvat en dan maak ik ervan: reiskofferhandvattenleverancier.

bijh12

‘Dat is niet eerlijk. Jij weet hoe dit spel moet.’ Kelly is beledigd.
‘Wat is dat nou voor een woord, leverancier. Zeg dan gewoon winkel.’
‘Veel te kort,’ leg ik uit. ‘Met dit spel moet je juist belachelijk lange woorden maken.’

Lars maakt met zijn woord ‘sierpompoen’. Die spaart zijn oma.
Sam maakt daar meteen van ‘sierpompoenteelt’.
Daar kunnen Kelly en ik niets mee. Maar Lars zegt doodleuk: ‘sierpompoenteeltconferentie’.

Als we de letters gaan tellen, heeft toch Sam gewonnen, want zijn woord  heeft 31 letters.

( pagina 51 )

raadsels met dierengeluiden

We waren natuurlijk best melig op zolder bij Hom en Diet, toen we daar logeerden. Daarom kwamen we toen met de volgende raadsels. Ze gaan allemaal over dieren en hun geluiden. Want het gekke is dat dieren in elke taal weer andere geluiden maken. Als je de sprekers moet geloven. Want voor mij klinkt een Franse koe (MEU) hetzelfde als een Nederlandse (BOE).

Raadsel 1 Wat doet een Duitse hond als hij verdwaald is­?

Raadsel 2 Wat doet een Franse haan?

Raadsel 3 Wat doet een ezel bij nacht in Parijs?

Raadsel 4 Hoe overbrugt een ezel de rivier de Waal?

Raadsel 5 Hoe overbrugt een ezel de rivier de Seine in Parijs?

Raadsel 6 Waarom zijn alle Franse kalkoenen aan de drank?

Raadsel 7 Welk dier zegt Prrrr Talieloe!

(Antwoorden volgen hieronder.)

geheime opdracht

schrijvend2
In een boek staan nooit  twee woorden hetzelfde, niet naast elkaar tenminste. Soms lees je dat mensen praten. En dan zeggen ze in het echt weleens twee woorden hetzelfde.
Dus dus deze zin staat niet in een boek.
Want er staat Dus dus.
En bijna nergens staat in een boek eh’ of ‘ehm.’ Of misschien alleen als er een stotteraar aan het woord is.

Maar in echte gesprekken zegt iedereen weleens een woordje nog een keer. Iets wat je zelf hebt gezegd of wat een ander net gezegd heeft. Praten is soms net een dansje. Het voelt fijn als een ander een woord van jou herhaalt. Want dan weet je zeker dat het is gehoord.

1. Deze opdracht is geheim. Dus niets zeggen tegen je vriend(in). Tel alleen de keren dat zij eh of  ehm gebruiken.

2. Vertel wat je hebt geteld en vraag of ze het ook bij jou doen..

3. Probeer samen elke keer dat je eh of ehm wilt zeggen tja uit. Dus niet: ‘Gisteren waren we, eh, naar het, eh, zwembad.’  Maar ‘Gisteren waren we, tja, naar het, tja, zwembad.’

4. Welke woordjes kun je nog meer als leeg vulwoordje gebruiken? Nou? Echt? Eigenlijk? Zoiets als?

antwoorden raadsels dierengeluiden

Antwoord 1: Naar zijn baasje bellen.  (bellen = blaffen in het Duits)

Antwoord 2: Hij zingt coqorico. Volgens de Fransen kraaien hanen niet maar ze zingen.

Antwoord 3: Blèren (je schrijft blairir).

Antwoord 4: Met balken.

Antwoord 5: Hij blèrt tot er een Nederlandse ezel komt. Want Franse ezels blèren en balken niet.

Antwoord 6: Franse kalkoenen zeggen ‘glou-glou-glou.’ (Dat klinkt als een fles die je leegschenkt.)

Wist je dat kalkoenen50 verschillende signalen maken?  De bekendste kreet van een kalkoen maakt hij om zijn erf te bewaken. Het is 100 meter verderop te horen. Kalkoenen kolderen. Dat heet zo in oud Nederlands, dat geluid dat kalkoenen maken.

Antwoord 7: de Prrrr Talieloevogel uit Pluk van de Petteflet.

wisselwoorden woordenwisseling

Dit is een taalspelletje dat we met de G-krachtclub deden.

Verzin zoveel mogelijk wisselwoorden. Dat zijn woorden van twee delen die je kunt omwisslen

Pannenkoek- koekenpan maar ook
Wisselwoord-woordenwisseling bijvoorbeeld. Zoals je ziet mag het woord best een b e e t j e anders zijn.

Het leukste zijn de woorden die echt iets anders betekenen als je ze omdraait:.

MUZIEKPOP-POPMUZIEK, MELKCHOCOLADE-CHOCOLADEMELK,  KINDERDUIM-DUIMKINDEREN, BOOMSPECHT-SPECHTBOOM, WERKGROEP-GROEPSWERK, GOEDKOOP-KOOPGOED, BOUWSTEEN-STEENBOUW, BLOEMKOOL-KOOLBLOEM, SPROOKJESPALEIS-PALEISSPROOKJE, WERELDNIEUWS-NIEUWSWERELD, LEUNSTOEL-STOELLEUNING, WERKEZEL-EZELWERK, WACHTKAMER-KAMERWACHT, KAMERSCHERM-SCHERMKAMER, MIDDAGSLAAP-SLAAPMIDDAG, GEEUWHONGER-HONGERGEEUW, BROEKMODE-MODEBROEK, ZUURKOOL-KOOLZUUR, WITTE KOOL- KOOLWITJE (VLINDER), BOOMSTAM-STAMBOOM, KLEEDKAMER-KAMERKLEED, BLOEMBAK-BAKBLOEM,STADSGIDS-GIDSSTAD

Verzin meer wisselwoorden met  AVOND erin of OCHTEND of MIDDAG.

Tip: Met FAMILIE, HUIS, VAKANTIE, SAP, STROOP, MOES EN SOEP, SCHOOL, TAFEL en WATER kun je ook veel wisselwoorden maken.

leenwoordenquiz

tekening van een gezicht op de rug

1 Pasopo betekent:

  1. ‘Gevaar,’ staat op Rwandese verkeersborden met een gevarendriehoek
  2. ‘Paspoort laten zien’ en staat bij de douane in Kenia
  3. Televisiesoap (Surinaamse benaming)

2 Bec aoue?

  1. Belgische uitroep voor ´pittig gekruid eten´
  2. op de Caribische eilanden betekent dit ‘zwijgen’
  3. naam van een knoflook-etende ooievaar

3 Paleis betekent in Soedan:

  1. groot regeringsgebouw
  2. gladde marmeren vloer met of zonder overkapping
  3. ‘dwangarbeid’ want zo praten de Soedanezen over de bouw van dit regeringsgebouw

4 Mannequin is het Franse woord voor:

  1. fotomodel en komt van het Zuid Nederlandse ‘manneke’
  2. fotomodel en heeft te maken met het Engelse woord voor queen
  3. ‘fotomodel’ en niemand weet waar dit woord vandaan komt

5 Taromumetoru  in het Japans

  1. is een soort zeewier
  2. betekent ‘thermometer’
  3. is een afstandsmaat

6 Welke Nederlandse woorden zijn in de meeste talen geleend?

  1. Baas, kraan, bak, pen, bok
  2. Zeevaartstermen want onze voorouders waren zeevaarders
  3. Kaassoorten zoals ‘Gouda’ en ‘Edam’

7  Pabriek?

  1. Is Indonesisch voor Fabriek, ze kennen daar de klank F niet en namen dus de P.
  2. Is een nieuw woord voor havermoutfabrieken waar ze dus ‘pap’ maken
  3. Is Vlaamse kindertaal voor de fabriek waar ‘papa’ werkt.

8 Pakfas is het

  1. Indonesische woord voor een maatpak
  2. Uit het Vlaams geleende woord voor ‘dief’
  3. Benaming van een vechtsport in Suriname

score leenwoordenquiz

Vier of meer C’s? Jammer dat is fout, maar je houdt van avonturen en gaat vast nog wel een keer op wereldreis.  Dan kun je het zelf uitvinden. Tweeënvijftig talen hebben het woord ‘baas! ‘

De meeste antwoorden B’S? Bijna goed. Je grote algemene kennis helpt! 2B, 5B en 8B zijn goed. Taal is ook algemene kennis van de cultuur en gewoontes.

Meest A’s? Je hebt taalgevoel! 1A, 4A, 6A en 7A waren inderdaad A antwoorden.  Je hebt gewonnen!

Alle antwoorden: 1A, 2B, 3C,4A, 5B, 6A, 7A, 8B

Uit hoofdstuk 4: Fopreeksen

klimroos met klimmend insect op de steel

In de auto val ik haast in slaap. Ik doezel weg terwijl papa en mama praten over klimwanden en klimrozen en klimschoenen. Buiten doemt een lange geluidswal langs de snelweg op. Met mijn ogen dicht zie ik een wand met klimtouwen en klimhaken.

Opeens droom ik over een reusachtige rozenstengel. Mijn voeten staan op dorens en ik ruik rozengeur. ´Klimroos´ hoor ik mezelf fluisteren en schrik wakker. Wat raar klinkt dat zo! Ik staar naar de snelweg. Dat komt natuurlijk het door die andere klimwoorden. Die woorden foppen me want dan lijkt alles iets waar ik in klim.

‘Klimschoenen,’ ‘klimtouwen,’ ‘klimwanden’ met aan het eind ‘klimrozen.’ Dat moet ik met Kelly proberen, zo´n fopreeks, dan kunnen we lachen. Kelly kan vast leukere bedenken. Tsjonge, waren we bijna met z’n tweeën gaan logeren. Met jongens erbij lijkt mij leuker.

( pagina 36 )

fopreeksen, voorbeelden

wijzen2

Fopreeksen van Kelly en mij die wel werkten:

haverkoek, kokoskoek, pindakoek, rozijnenkoek, lariekoek

boekverkoper, boekkaft, boeklint, boekweit

woonhuis, koophuis, huurhuis, klokhuis

babymutsje, babysokje, babybedje, babydump

apenkooi, apenkreet, apenliefde, apelazarus

potloodgom, inktgom, kneedgom, Arabisch gom, bruidegom

rozentuin, rotstuin, kruidentuin, , speeltuin, fortuin

poolvos, steppevos, woestijnvos, prairievos, sloddervos

bobsleebaan, knikkerbaan, kogelbaan, ijsbaan

roggebrood, maisbrood, meergranenbrood, stokbrood

paardenbox, paardengek, paardenkamp, paardenstaart

geheimschrift, handschrift, brailleschrift, schoolschrift

groene kool, rode kool, witte kool, zuurkool, houtskool

kruisspin, huisspin, trilspin, springspin, herfstspin, suikerspin

 

Uit hoofdstuk 1: Bril

Carlijn met verrekijker voor gezicht

Carlijn dacht ‘bril bril bril?’
Dat kon een leesbril zijn, maar ook een wc-bril. Jammer dat er geen andere kinderen waren. Anders hadden ze dubbelagentje kunnen spelen.

Voor dat spel moesten er twee naar de gang om een ‘dubbelwoord’ te kiezen. Bril zou prima zijn want dat heeft een dubbele betekenis. Carlijn zou bijvoorbeeld ‘wc-bril’ op een briefje schrijven en de ander ‘leesbril’. Je moest elk een andere betekenis kiezen.

Terug in de kamer zouden de andere kinderen de woorden van de papiertjes moeten raden. De dubbelagenten mochten maar een zinnetje zeggen over hun woord, om de beurt.

Carlijn zat erover te dromen hoe dat zou gaan.
‘De mijne is om op te zitten,’ zou zij zeggen.
En dan zei de andere dubbelagent: ‘Door de mijne kijk je.’
Carlijn zou dan zeggen: ‘De mijne heeft altijd dezelfde vorm en is vaak zwart of wit.’
Waarop de ander misschien zou zeggen: ‘De mijne heb je in allerlei vormen en kleuren.’
Carlijn dan weer: ‘Je zit er dagelijks op en hij zit vast.’
De ander: ‘Als je op de mijne gaat zitten, is hij stuk.’

Hier moest iedereen dan vast lachen, als ze het niet allang geraden hadden, dat het om een bril ging. Want dan konden ze opnieuw beginnen met bijvoorbeeld ‘noot’ of met ‘tafel.’

( pagina 9 )