Mieren praten niet met woorden. Maar ze geven elkaar wel seintjes. Dat doen ze met minstens tien geurtjes. Die maken ze met hun kop, borst en achterlijf. Door die geurtjes en met hun voelsprietbewegingen vertellen ze:
Kom helpen het nest verdedigen!
Laten we het nest groter gaan maken
Wie gaat er mee eten zoeken?
Geef de koningin te eten!
Was de koningin!
Draai de miereneitjes om!
Begraaf die dode mier!
Ik ben kindermeisje.
Ik doe de boodschappen.
Verdwijn diep in ons hol! Er is een vijand in aantocht!
Omsingel die prooi!
Stop onmiddellijk met deze mars!
Ten aanval (in een bepaalde richting)!
Die kant op lopen voor de eetzaal.
Die kant op lopen voor de uitgang.
Die kant op lopen voor de tuinen.
Parasolmieren onderhouden schimmeltuinen. Ze melken luizen. Het zijn net akkerbouwers en veehouders tegelijk. En ze wonen en werken altijd in een grote boomhut. Mensen krijgen zo´n strakke organisatie niet vanzelf voor elkaar.